Bewindvoerder

Rol bewindvoerder na het overlijden van diens cliënt


Veel bewindvoerders vragen zich af wat hun taak is na het overlijden van degene wiens vermogen onder bewind is gesteld en of er nog wel een taak voor hen is weggelegd. Bij de beantwoording van deze vraag is het allereerst goed vast te stellen hetgeen de wet hierover zegt. In artikel 1:448 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek staat dat de taak van de bewindvoerder eindigt bij het einde van het bewind. Wanneer het bewind eindigt wordt beschreven in het daaropvolgende artikel (1:449 BW lid 1). Daarin staat vermeld: “Het bewind eindigt door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor het is ingesteld en door de dood of ondercuratelestelling van de rechthebbende.”

Ondanks het einde van zijn taak bij het overlijden van de rechthebbende behoudt de gewezen bewindvoerder echter nog wel bepaalde verplichtingen! Een gewezen bewindvoerder blijft verplicht al datgene te doen, wat niet zonder nadeel voor de rechthebbende kan worden uitgesteld, totdat degene die na hem tot het beheer van de goederen bevoegd is, dit heeft aanvaard (1:448 lid 3 BW). De verplichting loopt door totdat diegene die na hem tot het beheer van de goederen bevoegd is, de nieuwe bewindvoerder, curator of de rechthebbende zelf, dit heeft aanvaard. Als voorbeeld kan worden genoemd het doorbetalen van de premies van een opstalverzekering wanneer de rechthebbende een eigen woning heeft.

Bij het overlijden van de rechthebbende wiens vermogen onder bewind is gesteld, hierna kortweg genoemd “de onderbewindgestelde”, zullen de nieuwe rechthebbende(n) bevoegd zijn tot het beheer. De nieuwe rechthebbenden zijn de erfgenamen van de onderbewindgestelde. Zij zijn veelal degenen die vervolgens tot beheer bevoegd zijn. Onder omstandigheden kan ook een door de overledene aangewezen executeur daartoe bevoegd zijn, deze is niet altijd erfgenaam.

Om te kunnen aantonen wie de nieuwe rechthebbende(n) zijn van het vermogen en wie tot beheer bevoegd zijn, zullen de erfgenamen aan de (voormalig) bewindvoerder een door de notaris opgestelde verklaring van erfrecht dienen te overleggen of een door de griffie van de rechtbank afgegeven akte. Hierin staat vermeld wie de erfgenaam of erfgenamen zijn van de overledene en wie tot beheer bevoegd is/zijn. Ook ten aanzien van de door de bewindvoerder op te stellen eindrekening en verantwoording bij het einde van het bewind zal door de kantonrechter (meestal) een afschrift van een dergelijke verklaring van erfrecht of rechtbankakte worden gevraagd.

Bij het eind van het bewind kan nog de vraag gesteld worden of de gewezen bewindvoerder kan optreden als zaakwaarnemer in de zin van artikel 6:198 BW. Een zaakwaarnemer behartigt eens anders belang zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen. Duidelijk wordt daarmee gemaakt dat gedurende het bewind optreden krachtens zaakwaarneming dus uitgesloten is, omdat bij bewind juist wel sprake is van een in de wet geregelde rechtsverhouding. Na het einde van het bewind is dit anders en zou de gewezen bewindvoerder eventueel wel als zaakwaarnemer kunnen worden aangemerkt. De zaakwaarnemer moet daarbij welbewust het belang van de ander dienen en de omstandigheden van het geval moeten het ingrijpen van de zaakwaarnemer rechtvaardigen. Een antwoord op de vraag wanneer daarvan sprake is, is niet in algemene zin te geven. De (vermoedelijke) wil van de belanghebbende zal veelal een belangrijk aanknopingspunt vormen. Nu de gewezen bewindvoerder veelal niet op de hoogte zal zijn wie de nieuwe belanghebbende(n) zijn (de erfgenamen), en van deze wil ook niet op de hoogte is, dient hij zich terughoudend op te stellen. De taken zullen meer liggen bij de handelingen welke geen uitstel kunnen dulden en handelingen welke dienen ter voorkoming van schade. Hier geldt dat een zaakwaarnemer voor een tekortkoming of schending van een verbintenis uit zaakwaarneming aansprakelijk is jegens de belanghebbende.

Tot het moment van de afgifte van de verklaring van erfrecht of een rechtbankakte doet de (gewezen) bewindvoerder er verstandig aan zich terughoudend op te stellen met het verrichten van betalingen na overlijden van de rechthebbende, behoudens dus de hiervoor vermelde handelingen die geen uitstel kunnen dulden. Wacht een bewindvoerder te lang met het informeren van de mogelijke (nieuwe) rechthebbenden/erfgenamen en worden ook de wel noodzakelijke handelingen niet meer verricht door de bewindvoerder, dan loopt hij het risico dat hem nadien slecht beheer kan worden verweten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer bepaalde (aanmanings-) kosten voor niet betaalde rekeningen onnodig hoog zijn opgelopen of wanneer goederen onverzekerd blijken en er daaraan schade is ontstaan. 

Voor de bewindvoerder is het dus raadzaam zo spoedig mogelijk na overlijden van de onderbewindgestelde de (vermoedelijke) rechthebbenden/erfgenamen te informeren. 
Share by: